Het is aangewezen om in belastingreglementen die in een aangifteplicht voorzien steeds een (redelijke) aangiftetermijn te bepalen, zowel in het geval waarbij de belastingplichtige een aangifteformulier heeft ontvangen van het stadsbestuur, als in het geval waarbij de belastingplichtige geen aangifteformulier heeft ontvangen. Het artikel met betrekking tot de aangifteplicht wordt in die zin aangepast.
Artikel 2 wordt herschreven, naar analogie met de aandachtspunten die opgenomen zijn in de omzendbrief KB/ABB 2019/2. Zie bijlage voor het uittreksel uit de omzendbrief.
De overige wijzigingen aan de artikelen zijn louter een herschikking van de artikelen om de leesbaarheid te bevorderen.
Het is gerechtvaardigd een billijke financiële tussenkomst te vragen van de belanghebbenden op het grondgebied van de stad, gelet op de financiële toestand van de gemeente en de wettelijke verplichting om een financieel evenwicht te handhaven.
Gemeenten en steden zijn vrij om een beleid rond tweede verblijven in te voeren. Zij kunnen dit op grond van de gemeentelijke autonomie, die verankerd is in de grondwet.
Gelet op de druk op de woningmarkt en het woonbeleid van de stad Lommel, dat gericht is op betaalbaar en kwaliteitsvol wonen, waarbij de stad ook het residentieel wonen wenst te beschermen.
Er bestaan en er worden woonentiteiten gebruikt waar niemand is ingeschreven in het bevolkingsregister. Deze woonentiteiten geven evenzeer aanleiding tot kosten die door de stad worden gedragen inzake investeringen onder andere in openbaar domein, openbare dienstverlening, veiligheid, administratie en afvalbeheersing, net als bij door gedomicilieerde personen bewoonde woonentiteiten. De gebruikers van tweede verblijven, zijnde de eigenaar, huurder of een andere gebruiker, halen wel voordeel uit de stedelijke dienstverlening, doch dragen er niet fiscaal toe bij, zodat het redelijk verantwoord is dat ook zij een billijke bijdrage leveren en dat op de tweede verblijven een belasting wordt geheven.
Het is billijk en rechtvaardig een tariefdifferentiatie op te nemen op basis van de aard en de ligging van de tweede verblijven, waarbij minder duurzame verblijven aan een lager tarief worden onderworpen. Het tarief in recreatiegebied is lager ter bevordering van het plaatselijk toerisme in die gebieden. In woongebied is het tarief hoger gezien er in die delen van de gemeente geacht wordt meer genot te halen uit de infrastructuurwerken en voorzieningen van de gemeente.
Belastbaar feit en belastbare periode
Er wordt voor de aanslagjaren 2024 tot en met 2025 ten voordele van de stad Lommel een jaarlijkse directe belasting gevestigd op de tweede verblijven, ongeacht het feit of ze al dan niet in de kadastrale legger ingeschreven zijn.
Belastbaar voorwerp
§1. Het voorwerp van de belasting betreft woongelegenheden waarvoor niemand ingeschreven staat in de bevolkingsregisters omdat ze dienst doen als tweede verblijf.
§2. Als tweede verblijf wordt beschouwd: elke private woongelegenheid die niet het hoofdverblijf vormt van de eigenaar of de huurder, maar die wel op elk moment door hem kan worden bewoond. Tweede verblijven zijn landhuizen, bungalows, appartementen, weekendhuisjes, optrekjes en alle andere vaste woongelegenheden, met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans (wooncaravans), die al of niet ingeschreven zijn in de kadastrale legger.
Onder wooncaravans moet worden verstaan de caravans die technisch niet gemaakt zijn om voortgetrokken te worden en waarvan het chassis en het type van wielen het voortslepen niet zouden verdragen.
§3. De hoedanigheid van tweede verblijf wordt op datum van 1 juni van het aanslagjaar beoordeeld.
Uitsluitingen
§1. Vallen niet onder de toepassing van dit reglement:
1° Lokalen die uitsluitend bestemd zijn voor het uitoefenen van
beroepsactiviteit;
2° Garages
3° Tenten
4° Verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens.
§2. Onder verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens moet worden verstaan: alle soorten van caravans en woonaanhangwagens die op de wettelijk voorgeschreven tijdstippen aan de technische controle onderworpen kunnen worden en waarvan een geldig schouwingsbewijs kan worden voorgelegd, waardoor ze op elk moment in het verkeer gebracht kunnen worden.
§3. Indien de woon- of verblijfsgelegenheid, zoals omschreven in artikel 2, op 1 juni van het aanslagjaar is opgenomen op het leegstandsregister, valt ze niet onder het toepassingsgebied van onderhavig belastingreglement.
Belastingplichtige
§1. De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon voor de tweede verblijven die op 1 juni van het aanslagjaar op het grondgebied van de stad Lommel zijn opgericht.
§2. De belasting is verschuldigd:
1° Voor terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven: door de
natuurlijke of rechtspersoon die op 1 juni van het aanslagjaar optreedt als de
uitbater van het terrein voor openluchtrecreatieve verblijven waar het tweede
verblijf gelegen is. De concessiehouder, de verhuurder of de zakelijk gerechtigde
kunnen hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van de
belastingschuld;
2° Voor de particuliere tweede verblijven: door wie op 1 juni van het
aanslagjaar zakelijk gerechtigde is van het tweede verblijf.
§3. Onder zakelijk gerechtigde moet worden verstaan de houder van één van de volgende zakelijke rechten:
1° volle eigendom;
2° recht van opstal of van erfpacht;
3° vruchtgebruik.
§4. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§5. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht, zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
Berekeningsgrondslag en tarief
Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op:
1° Voor tweede verblijven gelegen binnen een zone voor verblijfsrecreatie volgens
het gewestplan:
− € 250,00 voor de wooncaravans;
− € 400,00 voor de andere tweede verblijven.
2° Voor tweede verblijven gelegen buiten een zone voor verblijfsrecreatie volgens
het gewestplan:
− € 500,00 voor de tweede verblijven gelegen binnen woongebied;
− € 250,00 voor de tweede verblijven gelegen buiten woongebied.
Aangifte
De belastingverordening voorziet in de verplichting van aangifte. De belastingplichtige ontvangt jaarlijks vanwege het stadsbestuur een aangifteformulier dat behoorlijk ingevuld en ondertekend dient teruggestuurd te worden voor 31 augustus van het aanslagjaar.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen is echter niet ontheven van de verplichting om spontaan aangifte te doen vóór 31 augustus van het aanslagjaar. Een belastingplichtige die niet spontaan een aangifteformulier gekregen heeft, kan dit op eenvoudig verzoek bekomen.
De aangifte, het doorgeven van wijzigingen of de aanvraag van een aangifteformulier kan gebeuren via één van de volgende kanalen:
Aanslag van ambtswege
Bij gebrek aan aangifte binnen deze termijn of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd.
Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen van de 3de werkdag volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het aanslagjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingsverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.
De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 10% van de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt gelijktijdig en samen met de ambtshalve belasting ingekohierd.
Invordering
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
Bezwaarprocedure
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Algemene bepalingen (1)
Dit besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286,287 en 288 van het decreet over het Lokaal Bestuur.
De toezichthoudende overheid wordt hiervan op de hoogte gebracht overeenkomstig artikel 330 van het decreet over het Lokaal Bestuur.
Algemene bepalingen (2)
Het raadsbesluit van 14 december 2021 wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2024.